In de reeks Jazz in de Film, aflevering 339: Michel Magne (5).
1. Tout le Monde il est Beau,
Tout le Monde il est Gentil (1971).
Jean Anne & Anne Germain, zang.
Studio Orkest olv. Claude Germain.
2. Thema uit: Moi, Y’en a Vouloir des Sous (1973),
in samenwerking met Jean Yanne.
Studio Orkest.
3. Suite uit: Les Chinois à Paris (1974).
Studio Orkest.
4. Don Juan 73 (1972).
Studio Orkest olv. resp. Michel Magne & Claude Germain.
Michel Magne (1930-1984) (afl. 5)
Iedereen die over Michel Magne herinneringen ophaalt, verklaart steevast dat hij eccentriek was. Hij had een vreemd gevoel voor humor, en zijn plannen waren lang niet altijd realistisch, maar hij kwam wel met originele oplossingen. Zo liet hij eind jaren zestig zijn Chateau d’Hérouville compleet aan de basis afzagen om de fundamenten te luchten, waarna hij het hele kasteel verhoogde. Hij bouwde er zijn beroemde studio, waar alle Franse muzikanten graag hun platen kwamen opnemen.
In zijn muziek was er bij Magne ook een steekje los, zeggen de filmmakers die hem inhuurden. Hij heeft altijd de neiging gehad extreem vernieuwend te zijn. Hierdoor is zijn ongeluk dat de banden met regisseurs met wie hij frequent heeft samengewerkt, op den duur allemaal verwateren, zoals met André Hunebelle, Roger Vadim en Georges Lautner, van wier films we in de vorige Magne-afleveringen muziek hebben gedraaid.
Dan brandt in 1969 ook nog zijn kasteel af. Zijn opnamestudio en veel muziektapes gaan verloren. Uiteindelijk zal hij in 1984, op zijn 54e, gedesillusioneerd zelfmoord plegen.
Michel Magne heeft wel geprobeerd nieuwe verbanden aan te gaan. Begin jaren zeventig begint hij een frisse samenwerking met Jean Yanne. Yanne is dan acteur en schrijver, en ontwikkelt zich tot filmmaker. Hij is drie jaar jonger dan Magne, dus ze delen dezelfde muzikale opvoeding.
In 1971 maken zij samen de muzikale komedie Tout le Monde Il est Beau, Tout le Monde Il est Gentil. De film vormt Yanne’s regiedebuut, en hij speelt zelf de hoofdrol. Omdat Yanne zijn loopbaan begon bij een commercieel radiostation, heeft hij een scenario geschreven dat het wereldje van de radiostations op de hak neemt. Wanneer geen enkele producent interesse toont in zijn satire, richt hij zelf een productiemaatschappij op, Ciné Qua Non.
Tout le Monde Il est Beau, Tout le Monde Il est Gentil heeft een actueel onderwerp: Yanne speelt een radioreporter die het nepnieuws van de directeur van de zender Radio Plus openbaart. Daarop wordt hij ontslagen, maar uiteindelijk ziet iedereen in dat redactionele vrijheid bovenaan moet staan. Dit zijn tenslotte de idealistische jaren zeventig.
De liedjes worden gezongen door Jean Yanne, N’Dongo Lumba, Ginette Garcin, die de scriptgirl van de radiostudio speelt, en Anne Germain, die lid was geweest van de Swingle Singers en de zangrol van Cathérine Deneuve had gedaan in Les Demoiselles de Rochefort.
De orkestraties zijn van Michel Magne en Claude Germain. Germain, de man van Anne Germain, dirigeert.
Michel Magne bindt zich graag aan een filmmaker die hem alle ruimte voor zijn experimenten geeft. Met Jean Yanne is dat bevallen, en zo komen zij in 1973 weer samen voor de film Moi, Y’en a Vouloir des Sous. Ook dit is een satire, op het vakbondswezen. Traditioneel sterk ontwikkeld in Frankrijk, zetten de vakbonden zich altijd overal tegen af, maar in deze versie komt de voorzitter onder invloed te staan van zijn neef, die financieel analist is bij een grote industriële onderneming. De neef past dezelfde kapitalistische huishouding toe op de fondsen van de union, die daarop zó rijk wordt dat de arbeiders het kapitalisme omarmen: ‘Ik wil er ook graag wat centen aan overhouden’, zou de vrije vertaling van de titel Moi, Y’en a Vouloir des Sous kunnen luiden.
Michel Magne schreef voor de film het ironische nummer ‘Pétrol Pop’, samen met regisseur Jean Yanne.
Ook de wederzijdse inspiratie tussen Magne en Yanne loopt uit de hand, wanneer zij in 1974 komen met Les Chinois à Paris. Het is een typische komedie-op-z’n-Frans: in de nacht wordt Parijs overvallen door een invasie van het Chinese leger. Miljoenen Chinezen volgen. De Parijzenaars kijken tegen een tweede bezetting aan, net als door de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog. Maar dit keer krijgt deze, in onze tijd zeer actuele, ‘speciale militaire operatie’ allerlei onverwachte wendingen. De Fransen vormen namelijk Résistance, door de Chinezen te laten ondergaan in excessief eten en uitputtende seksuele verleiding.
Michel Magne begeleidt deze overvloed, door middel van een pastiche op de opera ‘Carmen’ van Bizet. In twee suites arrangeert hij de Spaanse dansen tot jazz, genaamd ‘Carmeng 1ère et 2e Partie’.
Eerst hoort u ‘Pétrol Pop’ uit Moi, Y’en a Vouloir des Sous, uit 1973, en er achteraan de Suite uit Les Chinois à Paris uit 1974.
In 1968 maakte Roger Vadim Barbarella, samen met Michel Magne. De dramatische afloop is in de vorige aflevering met Magne’s muziek behandeld: de score werd door de Amerikaanse filmstudio afgewezen. Wellicht ter troost vraagt Vadim zijn goede vriend Magne in 1972 nogmaals om zo’n exuberante score, voor het erotische drama Don Juan ou Si Don Juan était une Femme….
Deze variant van Don Juan, ook bekend als Don Juan 73, is een moderne versie van de klassieke vrouwenversierder Don Giovanni. Dit keer is het een vrouw, Jeanne, in hedendaags Parijs. Zij gelooft dat zij de reïncarnatie is van Don Juan, die als een spin in haar web mannen verleidt.
De mannenverslindster wordt gespeeld door de vroegere echtgenote van de regisseur, Brigitte Bardot. Als dank dat hij in 1956 haar carrière heeft gelanceerd met Et Dieu… Créa la Femme, stemt zij in met Vadims verzoek om (voor het eerst!) volledig naakt te worden gefilmd. In deze vertelling onthult Jeanne trots aan een priester dat ze zelfs een man heeft vermoord. De film laat zien wat zij allemaal opbiecht uit haar seksuele verleden.
Michel Magne componeert een soort fusion-opera, waarin de aria’s worden gezongen door de Engelse rocker Mister Eye.
De orkestraties en muzikale leiding van Don Juan 73 zijn van Michel Magne en Claude Germain.
Als Franse of Italiaanse componisten een landgenoot vragen om Engelstalige teksten te schrijven bij hun composities, krijg je altijd kromme rijmschema’s en vooral veel verkeerde klemtonen op de meest simpele woorden. In dit geval wringt Boris Bergman de Engelse woorden in het Franse metrum. Bergman, geboren in 1945, is een Franse tekstschrijver, die lyrics maakte voor bijvoorbeeld Nana Mouskouri, Dalida en Aphrodite’s Child.
Auteurs weten dat je altijd iets moet vertalen “naar je eigen taal toe”, dat wil zeggen: vanuit een vreemde taal in je moederstaal. Die laatste beheers je immers het beste. Boris Bergman doet het andersom, en het resultaat is te horen.
Kees Hogenbirk.