Van verleiding en zonde.
Verleiding en zonde ontvouwen zich in krachtige en meeslepende klanken. De werken van Kurt Weill (foto) Sergej Prokofjev en Jean Sibelius brengen de innerlijke strijd van de menselijke ziel tot leven, waarbij verlangen,, morele zwakte en onmogelijke keuzes hun tol eisen.
Centraal staat Kurt Weills Die sieben Todsünden uit 1933. De twee zusters Anna en Anna maken een bittere reis door de zeven Bijbelse hoofdzonden – van hebzucht tot wellust en van hoogmoed tot afgunst. Met ironie en scherpe muzikale contrasten schildert Weill (samen met zijn librettist Bertold Brecht) een wereld waar verleiding niet alleen een individuele zwakte is, maar ook een gevolg van kapitalistisch-maatschappelijke druk en overlevingsdrang.
Speellijst
1) Jean Sibelius: Pohjola’s dochter (op. 49). Göteborg symfonieorkest; Neeme Järvi (dirigent).
2) Kurt Weill:( foto ) Die sieben Todsünden der Kleinbürger. Katherine Mehrling (sopraan); Michael Porter (tenor); Simon Bode (tenor); Michael Nagl (bariton); Oliver Zwarg (bas-bariton); Konzerthausorchester Berlin; Joana Mallwitz (dirigent).
I Prolog
II 1. Faulheit (luiheid)
III 2. Stolz (trots)
IV 3. Zorn (wraak)
V 4. Völlerei (vraatzucht)
VI 5. Unzucht (lust)
VII 6. Habsucht (hebzucht)
VIII 7. Neid (afgunst)
IX Epilog
3) Sergej Prokofjev: Suite voor orkest, “Scythische Suite” (op. 20). Moskou Filharmonisch Symfonieorkest; Kirill Kondrashin (dirigent).
I Aanroeping tot Veles en Ana (Allegro feroce)
II De kwaadaardige God en de heidense monsters (Allegro sostenuto)