Nederlandse muziek in de 20e en 21e Eeuw, aflevering 2.
Er is Frans impressionisme, Duitse Romantiek, en het kenmerkende Italiaanse bel canto. Vele landen hebben eigen manieren om zich uit te drukken wat ook tot een stilistische identiteit leidt. Een kenner kan zelfs het verschil benoemen tussen Noord-Duitse Barok en Franse Barok. Hoe zit dat met Nederland? Is er zoiets als een “Nederlandse” stijl, en zoja, wat houdt dat in? In Nederlandse muziek in de 20e en 21e eeuw gaan we op zoek naar de Nederlandse identiteit. [foto: Martijn Padding].
1. Johan Wagenaar (1862-1941). Ouverture ‘Cyrano de Bergerac’ (1905).
Concertgebouworkest olc Riccardo Chailly.
2. Hendrik Andriessen (1892-1981). Miroir de Peine (1923).
Roberta Alexander, sopraan.
Radio Kamerorkest olv David Porcelijn.
3. Alexander Voormolen (1895-1980). Baron Hop Suite nr. 1: deel 1, 3 & 4 (1923/24).
Residentie Orkest olv Matthias Bamert.
4. Martijn Padding (geb. 1956).
Concert voor mandoline en orkest ‘Eight Metal Strings’ (2007).
Martine Sikkenk, mandoline.
ASKO/Schönberg Ensemble olv Etienne Siebens.
Met dank aan: