Welkom bij de Concertzender, een grenzeloos muziekpodium voor avontuurlijke muziekliefhebbers;
In deze uitzending horen we de tenorsaxofonist Lester Young (1909—1959) schitteren in twee kleine bezettingen: de Kansas City Six en het Dickie Wells Septet, vastgelegd door bevlogen jazzliefhebbers Milt Gabler (1911—2001) en Bob Thiele (1922—1996) voor hun kleine, zelfstandig opererende labels Commodore en Signature
VIA FAMILIE-ORKEST EN MINSTREL SHOWS BEELDBEPALER EN HOFLEVERANCIER VAN DE EERSTE COUNT BASIE BIG BAND
Eddie Durham beschikt reeds over een kleurrijk en imponerend c.v. als hij op zijn 30ste in juli 1937 aan de slag gaat bij het orkest van Count Basie: hij is geboren op 19 augustus 1906 in San Marcos (Texas). Zijn vader komt aan de kost als solo fiddler maar omdat Durham senior reeds op jeugdige leeftijd overlijdt krijgen Eddie (banjo, gitaar en trombone) en zijn andere broertjes Earl (saxofoon en klarinet) en Roosevelt (piano) les van hun oudste broer Joe (cello en contrabas).
Als de Durham Brothers Band verdienen ze hun eerste geld als attractie in minstrel shows. Ook de neven, Allen en Clyde Durham, maken op een gegeven moment deel uit van dit familie-orkest. En dan is er nog weer een andere neef, geboren in Denton (Texas), die op een gegeven moment ook nog meespeelt in dit familie-orkest: Herschel Evans (alt- en tenorsax). Eddie Durham: “He was playing alto then, but he couldn’t read and we tried to teach him.We put him on tenor and he was better on that than on alto, but he never did read very much.”
Overigens kun je het, zonder de kunst van het noten lezen goed onder de knie te hebben gekregen, best ver brengen: in 1936 treedt neef Herschel toe tot het orkest van Count Basie om daar in de saxofoonsectie de buurman te worden van Lester Young. Hun karakters verschillen volledig van elkaar: de Texaan Evans is een stoere bink met het hart op de tong, een assertieve branieschopper die met zijn tenor recht op zijn doel afgaat, terwijl de in New Orleans opgegroeide Young een introvert, beschouwelijk, zelfs enigszins wereldvreemd mens is die desalniettemin over een geduchte reputatie beschikt als onoverwinnelijke jamsession deelnemer, die zelfs iemand als Coleman Hawkins in het stof heeft laten bijten. Ondanks hun tegengestelde naturen kunnen Lester en Herschel het verrassend goed met elkaar vinden: “There was no real friction; Lester and Herschel were brothers in rivalry”, zoals de drummer Jo Jones het verwoordde.
Als Eddie Durham in 1937 toetreedt tot het orkest van Count Basie, heeft hij in de voorgaande jaren een schat aan ervaring opgedaan: vanuit de Durham Brothers Band stapt hij over naar een circusorkest, dat verbonden is aan de 101 Ranch Rodeo Show, die vanuit Oklahoma uitgebreide tournees onderneemt. Na de Ringling Brothers en Barnum & Bailey is de 101 Ranch Rodeo Show het grootste circus van de Verenigde Staten. De medewerkers, de dieren en al het materieel trekken van stad naar stad in dertig treinwagons. Voor het reilen en zeilen van dit immense circus zijn meer dan 1000 mensen in touw— “cowboys, Indians, Negroes, white folks and Russian cossack riders”, zoals arrangeur en bandleider Edgar Battle (1907-1977) memoreert. Bij de feestelijke intocht in de stad zit het orkest op een grote rode boerenwagen die door tien zwarte paarden wordt voort getrokken. Na afloop van de avondvoorstelling opereert een deel van de muzikanten als een soort dansorkest. De ambitieuze Durham doet bij deze beide orkesten zijn eerste ervaring op als arrangeur, en hij slooft zich uit om het dansorkest aan het swingen te krijgen, howel dat niet meevalt: “ they could play a little jazz, but they stayed very close to the melody.”
In 1926 stapt hij op bij het circusorkest om in het zuidwesten aan de slag te gaan bij een serie territory bands zoals Walter Page’s Blue Devils en Bennie Moten’s Kansas City Orchestra (1929—1933). Na kortstondige periodes bij Cab Calloway, Andy Kirk en Willie Bryant werkt hij twee jaar bij Jimmie Lunceford (1935—1937) en daarna een jaar bij de nog prille band van Count Basie. Bij al deze bands maakt Eddie Durham deel uit van de trombone sectie en is hij af en toe te beluisteren met een gitaarsolo, bovendien prijken er regelmatig arrangementen van hem op de lessenaars. Dat is in hoge mate het geval bij het orkest van Count Basie. Tussen juli 1937 en augustus 1938 heeft Count Basie 22 stukken opgenomen op het Decca label: op vier na zijn ze allemaal van de hand van Eddie Durham. In een van de volgende uitzendingen ga ik al die Eddie Durham arrangementen laten horen, ook al omdat Lester Young daarin vaak als solist is te horen. Af en toe horen we ook een solo van zijn robuuste collega Herschel Evans.
DEZE KANSAS CITY SIX EVEN VISIONAIR ALS KIND OF BLUE VAN MILES DAVIS
In september 1938 is Eddie Durham betrokken bij een van de mooiste en belangrijkste sessies uit de geschiedenis van de jazz: de jazzanalyticus Loren Schoenberg vergelijkt het niveau en het belang van deze Kansas City Six met het album Kind of Blue (1959) van het Miles Davis Sextet.
Ik ben van mening dat we met name Eddie Durham mogen beschouwen als de grote architect van deze sessie. Hij komt de studio binnen met een stapeltje van vijf arrangementen, neergepend op een manier die veel kansen biedt aan die heerlijk losse weidse-vergezichten-Kansas-City-stijl van deze leden van de Basie band. Lester Young krijgt de kans om zich te bewijzen op de klarinet, waarop Eddie Durham hem het voorgaande jaar in het orkest van Count Basie af en toe heeft horen schitteren. Niet alleen Count Basie is afwezig op deze sessie, er doet zelfs helemaal geen pianist mee: Eddie Durham heeft het ontbreken van de piano meesterlijk opgevangen door in de ritmesectie met twee gitaren te werken, enerzijds de onverzettelijke maar flexibele ritmegitaar van Freddie Green (die voor zijn doen af en toe nogal nadrukkelijk even de aandacht op zich vestigt) en anderzijds de elektrische (!) gitaar van Eddie Durham die voor subtiele kleurtjes en spannende accenten zorgt. Maar hij levert ook een paar interessante solo’s op een instrument waarvoor hij de elektrificatie de voorgaande jaren zelf heeft uitgedokterd. (Het is grappig om te zien dat de wereld van de pop-muziek Eddie Durham de laatste jaren steeds meer is gaan beschouwen als de uitvinder van de versterkte gitaar en dat hij eigenlijk de eerste rock-gitarist is uit de geschiedenis van de muziek; een overtuigend staaltje toe-eigening). Verder speelt Lester Young op tenor weer de sterren van de hemel, waardoor ook de rest van het gezelschap tot grote hoogte weet te stijgen.
AVANT-GARDE TROMBONISTEN VINDEN HIER VEEL VAN HUN GADING
Ook de andere sessie in deze uitzending brengt muziek voort van het hoogste niveau. Dickie Wells is in 1938 de opvolger van Eddie Durham in het orkest van Count Basie, waar hij zich zou ontwikkelen tot een buitengewoon expressieve stilist die ook de huidige generatie trombonisten nog steeds tot voorbeeld strekt. Wells is ook de aanvoerder van het septet dat de tweede helft van deze uitzending voor zijn rekening neemt. Verder zijn van de partij: de elegante, beweeglijke trompettist Bill Coleman, de 20-jarige pianist Ellis Larkins die zijn eerste roem vergaard heeft als Mozart spelend wonderkind in Baltimore plus de Basie-veteranen Freddie Green en Jo Jones. Het spel van Lester Young brengt de commentator Loren Schoenberg voor de zoveelste keer in een euforische stemming: “ It’s fair to say that Lester Young’s tongue and fingers were never captured better on disc than they were on December 21, 1943. For a player of such extreme expressivity , every time he played, his articulation and phrasing revealed precisely how he felt. This date reveals a sharpness and precision that is nonetheless startling.”
SPEELLIJST
* KANSAS CITY SIX: Buck Clayton—trompet, Eddie Durham—trombone, elektrische gitaar, arrangementen, Lester Young—klarinet, tenorsax, Freddie Green—gitaar, zang, Walter Page—bas, Jo Jones—drums
Opname: Brunswick Studio, NYC, 27 september 1938; producer: Milt Gabler; oorspronkelijk uitgekomen op het Commodore label
# 1. Way Down Yonder In New Orleans (H.Creamer-T.Layton) 2:56
# 2. Idem (alt. take) 2:58
# 3. Countless Blues (Milt Gabler) 2:58
# 4. Idem (alt. take) 2:57
# 5. Them There Eyes (Pinkard-Tauber-Tracey) 2:52
# 6. Idem (alt. take) 2:56
# 7. I Want A Little Girl (M.Mencher-B.Mol) 2:55
# 8. Idem (alt. take) 2:54
# 9. Pagin’ The Devil (Milt Gabler-Walter Page) 2:55
# 10. Idem (alt. take) 2:54
*DICKIE WELLS SEPTET: Bill Coleman—trompet, Dickie Wells—trombone, Lester Young—tenorsax, Ellis Larkins—piano, Freddie Green—gitaar, Al Hall—bas, Jo Jones—drums
Opname: NYC, 21 december 1943; producer: Bob Thiele; oorspronkelijk uitgekomen op het Signature en Vogue label
# 11. I Got Rhythm (George & Ira Gershwin) (Signature) 4:10
# 12. I’m Fer It Too (Dickie Wells) (Vogue) 4:09
# 13. Hello Babe (Dickie Wells) (Vogue) 3:05
# 14. I’m Fer It Too (D.Wells) (Signature) 4:07
# 15. Hello Babe (D.Wells) (Signature) 3:08
# 16. Linger Awhile (H.Owens-V.Rose) (Signature) 3:04
Vindplaats: CLASSIC 1936—1947 COUNT BASIE & LESTER YOUNG STUDIO SESSIONS; MOSAIC 8 cd box (2016)