Arnold Schönberg (1874-1951): bemind, gehaat, verafgood, gedemoniseerd. Deel 2
Een speciale plek in het liedrepertoire van Arnold Schönberg nemen de Gurrelieder in . De Gurrelieder is een groots opgezette cantate voor 5 vocale solisten, een spreker, een groot koor en een groot symfonieorkest. Schönberg baseerde zijn werk op gedichten van de Deense schrijver Jens Peter Jacobsen. De Deense tekst is door Robert Franz Arnold in het Duits vertaald. Oorspronkelijk maakte Schönberg een versie voor zangers en piano en die krijgt u in dit programma te horen. Een versie die in 2010 voor het eerst is opgenomen op cd. Pas later in zijn carrière maakte Schönberg de uitgebreide versie voor solisten, spreker en groot orkest.
Arnold Schönberg – ‘Gurrelieder’ (Jens Peter Jacobsen)
- Nun dämpft die Dämm’rung (tenor = Waldemar)
- O, wenn des Mondes Strahlen (soprano = Tove)
- Ross! Mein Ross! (Waldemar)
- Sterne jubeln (Tove)
- So tanzen die Engel vor Gottes Thron nicht (Waldemar)
- Nun sag ich dir zum ersten Mal (Tove)
- Es ist Mitternachtszeit (Waldemar)
- Du sendest mir einen Liebesblick (Tove)
- Du wunderliche Tove! (Waldemar)
- Tauben von Gurre! (mezzo-soprano = Woudduif)
- Herrgott, weißt du, was du tatest (Waldemar)
- Die wilde Jagd (Waldemar)
- Klaus Narr
- Du strenger Richter droben (Waldemar)
Sopraan Melanie Diener, mezzosopraan Anke Vondung, tenor Markus Schäfer samen met pianist Urs Liska.
Jens Peter Jacobsen
