Dwarsliggers en buitenbeentjes: Roy Haynes, de drummer die faam heeft verworven met zijn bliksemsnelle reacties, zijn melodieuze spel, zijn knisperende breaks en zijn verhalen vertellende drumsolo’s, heeft ons, vier maanden voor zijn honderdste verjaardag, verlaten. Als een van de vier grondleggers van het bebop drummen zal Roy Haynes ook nog als de langst praktiserende en veelzijdigste van dit viertal de geschiedenis ingaan.
IN MEMORIAM SNAP CRACKLE (1925–2024)
Na Kenny Clarke (1914—1985), Art Blakey (1919—1990) en Max Roach (1924—2007) is nu ook de vierde grondlegger van het bebop-drummen heengegaan: Roy Haynes is op 12 november 2024 overleden, in Nassau County (New York), op 99-jarige leeftijd.
Roy Haynes is op 13 maart 1925 in Boston geboren, in de wijk Roxbury, waar zijn ouders een huis hadden gekocht in een buurt waar Franstalige Canadezen, Ierse en Joodse mensen vreedzaam samenwoonden met zwarte gezinnen die daar vanuit het Zuiden van de V.S. terecht waren gekomen. De ouders van Roy Haynes waren afkomstig uit Barbados. Zijn vader Gustavus had een baan bij een oliemaatschappij in Boston, maar op zondag was hij werkzaam als organist in de kerk, waar hij samen met echtgenote Edna ook een belangrijke vocale rol vervulde.
Een van de broers van Roy Haynes, Douglas, heeft keurig netjes zijn conservatorium-opleiding voltooid aan het New England Conservatory of Music, maar daar was Roy Haynes te onrustig voor. Hij volgde bij deze en gene voor korte tijd wat lessen, maar eigenlijk is hij een autodidact. Als het orkest van Count Basie een engagement vervulde in het RKO Boston Theatre, dan zorgde Roy Haynes ervoor dat hij alle optredens kon bijwonen door zijn agenda helemaal schoon te vegen. Bij de artiesteningang gaf hij zich uit voor de zoon van Jo Jones, om vervolgens vanuit de coulissen de elegante en lichtvoetige big band drummer zo nauwkeurig mogelijk te kunnen observeren. Door fanatiek op te letten en zorgvuldig te bestuderen hoe Papa Jo Jones (1911—1985) en andere muzikanten te werk gingen zat hij al snel op een niveau dat toereikend was om moeiteloos te kunnen meedraaien bij de groepen die het in Boston en omstreken voor het zeggen hadden. Zoals de bands van de altsaxofonist Pete Brown, de trompettist Frankie Newton en de pianist Sabby Lewis.
Op voorspraak van de in Boston woonachtige saxofonist Charlie Holmes (1910-1985) —een van de ad hoc-leermeesters en adviseurs van de veelbelovende teenager Roy Haynes— nodigde de bandleider Luis Russell (1902-1963) Roy Haynes uit om drummer in zijn New Yorkse orkest te worden. Luis Russell was tussen 1935 en 1943 de aanvoerder van een orkest dat in feite een weinig glorieuze rol vervulde als de begeleidingsband van Louis Armstrong. In 1943 begon hij met frisse moed aan een nieuwe versie van zijn orkest, maar de bebop revolutie had weinig genade met zo’n overjarige swing band. Zodat Luis Russell in 1948 gedwongen was de pijp aan Maarten te geven, om voortaan aan de kost te komen als winkelier en chauffeur. Digby Fairweather: “He was a chauffeur-cum-piano teacher when he died.”
Maar Roy Haynes heeft ongetwijfeld veel geleerd binnen de gelederen van zo’n band die de nadagen van het swing tijdperk uitluidde. Over zijn periode bij Luis Russell zegt Roy Haynes: “That was the start…a Savoy ballroom gig in September 1945. Soon after, I played the Apollo Theater with Russell for a week. Most bands would play for a week, and all the great drummers from Harlem would be there for the first show, sitting together up front and hoping that the drummer didn’t make it, because then one of them could get the gig for the week. Drummer Panama Francis later told me that when I first played there in 1945, they all looked at each other and said ‘well, you might as well go home.’”
ALLE VEDETTES WILLEN DE JONGEMAN UIT BOSTON IN HUN BAND
Zoals Roy Haynes er in Boston voor zorgde dat hij de kunst kon afkijken bij Papa Jo Jones, zo fanatiek bezocht hij in New York alle clubs waar het bebop-evangelie werd verkondigd. En in feite heeft hij aan het leven in die twee werelden zijn unieke, onmiddellijk herkenbare stijl te danken. Was hij in de eerste helft van de jaren veertig vooral bezig met een dienende, amuserende rol in de swing- en dansorkesten die het dansende uitgaanspubliek bedienden, na 1945 werd hij steeds meer onderdeel van een beweging die een autonome kunstmuziek voortbracht die beluisterd werd in sombere zaaltjes en klamme kelders (waar de kunst van het luisteren door het vaak nogal babbelzieke publiek vaak geen gelijke tred hield met het revolutionaire en briljante spel van de bebop-pioniers; maar dit terzijde).
Aan zijn periode in de swing-orkesten heeft hij zijn subtiele ritmische drive te danken, die je eerder voelt dan hoort en aan Jo Jones de speelse omgang met de hi-hat en de bekkens. Tijdens zijn verdere scholing als bebop-drummer zijn daar nog de kunst van het breaks neerzetten en het opbouwen van stevig gestructureerde solo’s bijgekomen. En op dat altijd zorgvuldig gestemde drumstel van Roy Haynes klinkt alles even melodieus en knapperig.
Al snel na zijn aankomst in NYC weten de vedettes hem te vinden: tussen 1947 en 1949 speelt hij in de band van Lester Young, eind ’49 maken Bud Powell en Miles Davis kortstondig gebruik van zijn subtiele stuwkracht, en vervolgens verkeert hij tot 1952 in het gezelschap van Charlie Parker. Tussen 1953 en 1958 maakt hij deel uit van het begeleidingstrio van Sarah Vaughan. Omdat Sarah Vaughan een echte jazz-zangeres is, die ervan houdt om te improviseren en de boel op stelten te zetten, moet je als drummer verschrikkelijk goed op je tellen passen. Roy Haynes houdt ervan om uitgedaagd te worden; tijdens zijn dienstverband bij Vaughan heeft hij zich ontwikkeld tot een ware grootmeester in de kunst van het kleuren, accentueren en razendsnel reageren. Na zijn vertrek bij Sarah Vaughan speelt hij de hele zomer van 1958 in The Five Spot in NYC, als lid van het Thelonious Monk kwartet, eerst met Johnny Griffin en later ook nog met de geweldenaar John Coltrane. Diezelfde Coltrane deed tussen 1961 en 1965 vaak een beroep op Roy Haynes als Elvin Jones wegens drugsproblemen verhinderd was.
In deze uitzending beperken we ons tot voornamelijk door Roy Haynes zelf bedachte stukken uit de periode 1960—1963, die te vinden zijn op vier verschillende albums onder zijn naam: Just Us (Prestige), Out of the Afternoon (Impulse), Cracklin’ (Prestige) en Cymbalism (Prestige).
SPEELLIJST
# 1. Well Now (Roy Haynes) (1:56)
# 2. Cymbalism (Roy Haynes-Richard Wyands) (7:00)
Richard Wyands (piano), Eddie de Haas (bas), Roy Haynes (drums)
# 3. Bad News Blues (Haynes) (6:50)
Booker Ervin (tenorsax), Ronnie Mathews (piano), Larry Ridley (bas),
Roy Haynes (drums)
# 4. Con Alma (Dizzy Gillespie) (6:31)
Richard Wyands (piano), Eddie de Haas (bas), Roy Haynes (drums)
# 5. Go ‘N’ Git It! (Ronnie Mathews) (3:52)
# 6. Medley: Hag (Frank Strozier) + Cymbalism (Haynes-Wyands) + Oleo
(Sonny Rollins) (11:04)
Frank Strozier (altsax), Ronnie Mathews (piano), Larry Ridley (bas), Roy
Haynes (drums)
# 7. Snap Crackle (Haynes) (4:07)
# 8. Raoul (Haynes) (5:59)
# 9. Long Wharf (4:39)
#10. Some Other Spring (Irene Kitchings-Arthur Herzog) (3:27)
Roland Kirk (tenorsax, manzello, stritch, dwarsfluit, neusfluit), Tommy
Flanagan (piano), Henry Grimes (bas), Roy Haynes (drums)
Bronnen:
# 1, 2, 4: Roy Haynes Trio—Just Us; opgenomen: juli 1960 (Prestige New Jazz)
# 3: Roy Haynes with Booker Ervin—Cracklin’; opgenomen: april 1963 (Prestige New Jazz)
# 5, 6: Roy Haynes—Cymbalism; opgenomen: september 1963 (Prestige New Jazz)
# 7, 8, 9, 10: Roy Haynes Quartet—Out of the Afternoon; opgenomen: mei 1962 (Impulse)