Op het Roots Open Air festival treedt een Tsjechische groep met de naam Čankišou op. Dan weten we het al. Of niet?
Als we op een ‘roots’festival een groep uit Tsjechië aantreffen, verwachten we een concert vol typische Karpatenmuziek. Iets met violen, nasale zangstemmen en bijzondere microtonen. Kijken we naar de setlijst, dan beginnen we al te twijfelen. Waarom treffen we titels in heel andere talen dan Tsjechisch aan? En wat moet een Tsjechische volksmuziekgroep met djembés of didgeridoos?
Čankišou maakt dan ook geen echte rootsmuziek. Deze band verkent niet zijn eigen wortels, maar de wereld. De muziek komt van overal en nergens, net als de instrumenten. Elementen uit de meest verschillende stijlen worden gecombineerd in iets nieuws. Uitgangspunt is klezmerachtige muziek rond de accordeon. Dit is de muzikale lingua franca van Midden- en Oost-Europa, de stijl van waaruit iedere muzikant verder kan. Verder laat deze muziek zich eigenlijk niet onder één hoedje vangen. Ieder lied is weer een wereld op zich, bijna letterlijk.